Noorse Boskat

Geschiedenis

Vanouds komt de Noorse Boskat uit Scandinavië en loopt daar op sommige plekken nog steeds vrij rond. In 1977 is deze kat officieel als internationaal kattenras erkend, maar het is al een oud kattenras. Al voor de tijd van de Vikingen waren er katten in Noorwegen aanwezig als huisdier. Uiteindelijk is men een fokprogramma gestart omdat men bang was dat de Noorse Boskat zou uitsterven.

Zijn voorouders waren waarschijnlijk kortharig. Het vermoeden is dat de Noorse Boskat oorspronkelijk in Europa terecht is gekomen door de komst van de Romeinen. Vanuit Europa is hij vervolgens richting het noorden vertrokken. Door aanpassing aan het klimaat konden langharige boskatten vermoedelijk beter overleven en zo pasten zij zich steeds verder aan.

Uiterlijk van de Noorse Boskat

De Noorse Boskat is een lange en krachtige kat, die meestal iets groter is dan de normale huiskat.De Boskat is halflangharig, met wollige ondervacht. In de zomer verliest hij een deel van zijn vacht, behalve bij zijn staart. In de herfst groeit de kraag en ondervacht weer aan. In de winter zit hij helemaal ingepakt

De poezen zijn wat kleiner dan de katers. Maximaal wegen ze zo’n 8 kilo.De kop is driehoekig met ver uit elkaar staande oren en grote amandelvormige ogen. Ze zijn in uiteenlopende kleuren te vinden.

Karakter

Deze boskat heeft een vriendelijk karakter. Het zijn sociale poezen die dol zijn op hun baasje. Ze leven graag samen met andere katten, kinderen en honden.

Ze zijn erg speels en levendig. Ze jaagt graag en klimt en springt als geen ander. Hun sterke spieren zijn daar uitermate voor geschikt.

 Aandoeningen

Fiv ( kattenaids)

Is een retrovirus dat in 1986 voor het eerst is beschreven in de verenigde staten. Wereldwijd is inmiddels 11 % van de katten besmet.

Besmetting vindt vaak plaats door (bijt)wonden toegebracht bij gevechten tussen katten. Er zijn echter ook aanwijzingen dat normaal contact tussen katten (via oraal, rectaal en vaginale afscheiding) de ziekte kan overbrengen. De ziekte vertoont sterke gelijkenissen met aids bij mensen, hoewel katten geen hiv kunnen oplopen en mensen geen fiv.

De symptomen van FIV zijn heel wisselend en vaag, omdat er een heleboel secundaire infecties kunnen plaatsvinden in de kat. Gewoonlijk zijn lusteloosheid en een doffe vacht de enige symptomen om aan te duiden dat er iets mis is met de kat.

Een veel voorkomende klacht is een verlies van eetlust of pijn bij het eten doordat het tandvlees en de mondholte ontstoken zijn. Chronische en terugkomende infecties van de huid, blaas en bovenste luchtwegen worden ook dikwijls gezien. Een ander frequent probleem is aanhoudende diarree door langdurige ontsteking van de darm. Abortus of het niet kunnen drachtig worden bij fokkatten valt op. Sommige katten vertonen epilepsie-aanvallen, of andere neurologische symptomen.

Diagnose:
De diagnose kan gesteld worden met een zogenaamde snel test van een beetje bloed. Een positieve test is bewijzend voor FIV.

Felv

Is een virusziekte met een dodelijke afloop. Het Feliene Leucosevirus komt voornamelijk voor bij zwerf katten maar ook bij katten met een eigenaar die vaak buiten komen. Het virus tast het immuunsysteem van de kat aan waardoor ze gevoeliger zijn voor infecties. Na infectie vermeerdert het virus zich in de tonsillen in de keel en verspreidt zich naar het beenmerg, lymfevaten en lymfeknopen. Het virus komt in het bloed en vanaf dan is het aan te tonen door middel van een bloedtest. Als de speekselklier wordt geïnfecteerd dan zal de kat virus gaan uitscheiden en vanaf nu is de kat besmettelijk voor andere katten. Na infectie komen onderstaande symptomen voor:

  • Tumoren.
  • Bloedarmoede doordat het beenmerg niet goed meer functioneert.
  • Vermageren
  • Benauwdheid
  • Koorts
  • Sloomheid
  • Zwelling van lymfeknopen
  • Oogontstekingen zoals uveitis
  • Slecht eten
  • Voortplantingsproblemen bijvoorbeeld abortus, sterfte van pasgeboren kittens, onvruchtbaarheid.
  • Verlammingsverschijnselen

Diagnose


De diagnose kan gesteld worden met een zogenaamde sneltest van een beetje bloed. Een positieve test is bewijzend voor FELV.

GSD4
GSD4 is een afwijking waarbij suikers (glucose) niet op een juiste manier worden opgeslagen in het lichaam. Bij gezonde katten worden suikers opgeslagen als glycogeen dat meteen vrij kan komen wanneer er energie nodig is bij inspanning. Glycogen Branching Enzyme (GBE) is het enzym dat hierbij betrokken is. Bij katten met GSD 4 is dit enzym niet aanwezig: Glycogeen stapelt zich op in myocyten, hepatocyten en neuronen. 


GSD 4 komt in het bijzonder voor bij de Noorse Boskat het is daarom als cattery belangrijk op deze erfelijke aandoening te testen  voor een dekking. GSD4 kan gelukkig DNA getest worden en zo weet men of zijn of haar kat de ziekte bij zich draagt. De test hoeft maar eenmaal gedaan te worden, omdat het om een DNA test gaat. Wanneer beide ouders vrij zijn bevonden zullen al hun kittens dit ook zijn en deze hoeven dan ook niet getest te worden. Wordt een drager aan een niet drager gepaard, dan zullen de kittens wel getest moeten worden.  Voor de test kan men met een swab wangslijm afnemen, of er kan bloed worden afgenomen.

Een drager van de ziekte zal de ziekte voor 50% aan zijn of haar nakomelingen doorgeven. De dragers zijn zelf echter helemaal gezond en gaan er dus ook niet aan dood. Wanneer twee dragers met elkaar gepaard worden, zal 25% van de kittens de ziekte hebben en zij zullen vaak vlak na de geboorte overlijden. Is dat niet het geval zullen ze alsnog in de eerste dagen of voor een leeftijd van 14 maanden alsnog overlijden. 

PKD

PKD is de afkorting voor Polycystic Kidney Disease. Het is een erfelijke aandoening die bij katten voorkomt. Katten met PKD hebben in beide nieren meerdere cystes (= met vocht gevulde holtes). Zowel het aantal cystes als de omvang van de cystes zal toenemen met het ouder worden van de kat (de grootte kan varieren van enkele mm's tot enkele cm's). Deze cystes verdrukken het gezonde nierweefsel waardoor de nierfunctie minder zal worden. Door het groter worden van de cyste's wordt het nierweefsel verdrukt. Uiteindelijk zal er chronisch nierfalen optreden. Klachten ontstaan dan ook meestal pas op latere leeftijd. Gemiddeld komen pas rond de 6-7 jaar de eerste klachten van nierproblemen naar voren.

PKD wordt veroorzaakt door een fout in het DNA waardoor een bepaald eiwit dat van belang is voor een goede nierfunctie verkeerd wordt aangelegd. PKD overerft dominant. Dat betekent dat bij aanwezigheid van één allel PKD1 de ziekte tot uiting komt. Een allel is een drager van erfelijke informatie. Er zijn 2 allelen: PKD1 en 

Symptomen
Zolang de nieren nog voldoende functioneren zullen er geen klachten zijn. Zodra de nierfunctie achteruit gaat en meer dan 70% van het nierweefsel is aangetast zal de kat symptomen van nierfalen krijgen. Dit kan jaren duren.
De symptomen van nierfalen zijn:
• verminderde eetlust;
• vermageren;
• veel drinken en veel plassen;
• minder actief;
• bij buikpalpatie kunnen grote bobbelige nieren te voelen zijn;
• uitdroging, de huid blijft staan als je deze optilt;
• bleke slijmvliezen door bloedarmoede;
• braken.

Diagnose
Het beste om PKD bij katten vast te stellen is een echografisch onderzoek van de nieren. Hierbij worden de nieren zichbaar gemaakt en word er gekeken of er zich cysten aanwezig zijn.

Testen
HCM is alleen te testen middels een echo bij een specialist. Uit twee PKD vrije ouders kan geen PKD kat geboren worden.

Verzorging

Omdat deze boskat speels en actief is , is een buitenren of afgeschermde tuin fijn. Speelgoed en een krabpaal waar hij flink in kan klimmen zijn ook een must, zeker als de kat geen mogelijkheid heeft om veilig naar buiten te gaan.

Omdat ze zo sociaal zijn wordt vaak geadviseerd om er twee aan te schaffen. Of in ieder geval te zorgen dat ze een maatje hebben.

De Noorse Boskat onderhoud zelf haar vacht, maar als je wilt kun je het kammen of borstelen. Kleine klitten bijvoorbeeld onder de okseltjes kan je uitpluizen of uitkammen.